Brown en Cameron in de aanval
Meer interactie, scherpere aanvallen en een verbeterde presentatie van Cameron en Brown. In veel opzichten was het tweede Britse verkiezingsdebat de tegenhanger van het eerste debat. Dat de peilingen geen duidelijke winnaar aanwijzen betekent niet dat Nick Clegg, de leider van de Liberal Democrats, de verwachtingen niet waar heeft gemaakt. Nee, Gordon Brown en David Cameron waren gewoon een stuk beter. Wat was er anders aan dit debat?
Meer interactie
Nick Clegg was vorige week de enige die hard en vaak aanviel. Deze week deden Cameron en Brown niet onder voor Clegg. Hierdoor zat Clegg vaker in de verdediging en kon hij minder aanvallen. Dat resulteerde erin dat hij zich minder goed kon onderscheiden ditmaal.
Waar Cameron en Brown aanvielen, deden ze dat op een harde manier. Maar wel op hun eigen manier.
Brown viel aan door zich voortdurend te profileren als de enige die de problemen kan oplossen (“the experience to bring about real change”). Meerdere malen riep hij tegen Clegg: “Get real!” (Een zin die op een gegeven moment zelfs Cameron gebruikte.) En een paar keer gebruikte hij de oude techniek van partijgenoot Tony Blair om zich te profileren als het centrum van twee extremen (trianguleren). Cameron is “anti-Europees”, Clegg “anti-Amerikaans” en Brown zelf is dus het enige realistische alternatief.
Net zoals vorige week was Cameron behalve op één punt niet zo heel expliciet in zijn aanvallen. Hij was wél effectiever. Zo zei hij dat niemand zich op een voetstuk mag plaatsen als het gaat om het gedrag van politici. Voor iedereen was duidelijk wie hij bedoelde: Nick Clegg. Clegg – wiens partij het beste uit het declaratieschandaal kwam – voelde zich zichtbaar gepakt. Met deze aanval presteerde hij het om een belangrijk punt van de Liberal Democrats te neutraliseren.
Het punt waarop Cameron hard uithaalde naar Labour was op vermeende leugens in verkiezingsfolders. Daar leek de leider van de Conservatieven daadwerkelijk gepikeerd over te zijn. Gordon Brown ontkende te hebben gelogen. In het debat leverde deze interactie geen duidelijke winnaar op. Maar wanneer de media de feiten boven tafel halen kan dit voor één of beiden nog hard terugkomen.
Betere presentatie
Wat betreft presentatie, hebben Brown en Cameron veel geleerd in een week van Clegg. Ondanks dat Brown in zijn openingsbetoog beweerde dat het niet ging om de vorm maar om de inhoud was zijn presentatie wel beter. Britse analisten zeiden na afloop dat hij vaker een glimlach vertoonde. In ieder geval keken zowel Brown als Cameron veel vaker de camera in en spraken zij de kijker thuis toe. En dat is slim. Thuis op de bank zitten de meeste kiezers.
Conclusie
Vorige week had Nick Clegg genoeg aan een gelijkspel. Dat hij op hetzelfde podium stond als de leiders van Labour en Conservative was al winst. Dat hij ook nog een sterke boodschap en presentatie had maakt hem tot de onbetwiste winnaar. Deze week was dat niet meer genoeg.
Ook in Amerika hebben ze ervaring met kandidaten van een derde partij. De enige keer dat er een derde kandidaat meedeed aan een presidentieel debat, won hij het meteen. Ross Perot mocht dan wel presidenten Bush en Clinton hebben verslagen in het eerste debat van 1992, op verkiezingsdag versloeg hij ze niet.
In het derde en laatste Britse verkiezingsdebat moet Nick Clegg laten zien dat zijn prestatie in het eerste debat geen uitschieter was. Of Cameron en Brown moeten terugvallen naar hun niveau van vorige week.