Kiezer schiet weinig op met matig en weinig memorabel debat
Het EénVandaag-debat begon zo veelbelovend, toen presentator Pieter Jan Hagens zich hardop afvroeg of er een tweede kerncentrale moet komen in Zeeland en of vliegveld Eelde een langere landingsbaan moet krijgen om meer vakantievluchten mogelijk te maken. Helaas. Binnen een minuut werd duidelijk dat het debat dáár niet over zou gaan. Want volgens de organisator van het debat gaan deze verkiezingen voor de kiezer vooral over landelijke thema’s. Noem het een self-fulfilling prophecy. Tijdens alle verkiezingsdebatten worden landelijke politici uitgenodigd en landelijke thema’s geagendeerd. En omdat het maatschappelijk debat vervolgens vooral over landelijke thema’s gaat, worden bij de eerstvolgende verkiezingsdebatten landelijke politici uitgenodigd en landelijke thema’s geagendeerd.
Verliezer
Niet alleen ging het EénVandaag-debat over landelijke thema’s. Het ging vooral ook over dezelfde landelijke thema’s. Opnieuw ging een verkiezingsdebat over de economie en over onderwijs. Enkel het blok immigratie en veiligheid was vervangen door een blokje over de zorg. Het leidde tot een voorspelbaar debat met exact dezelfde ingrediënten als alle voorgaande debatten. Deelnemers reproduceerden een paar oneliners, vingen elkaar vliegen af en herhaalden dingen die ze eerdere debatten ook al hadden gezegd. Winnaars kende het debat niet. Wél een grote verliezer: de kiezer.
Toegegeven, deze verkiezingen draaien voor een flink deel om de nieuwe verhoudingen in de Eerste Kamer. En je kunt je afvragen in hoeverre je omroepen kunt afrekenen op een politiek systeem dat ten grondslag ligt aan alle verwarring. Maar zelfs als de invulling van de Eerste Kamer een belangrijke factor is bij het stemgedrag bij de Provinciale Statenverkiezingen, dan is dat geen rechtvaardiging om 100% van de televisiedebatten voor 100% over het regeringsbeleid te laten gaan.
Goed voorbereid…
De meeste deelnemers hadden zich zichtbaar voorbereid op het beproefde format van het EénVandaag-debat. De debaters weten inmiddels hoe ze zoveel mogelijk aan het woord kunnen komen. Daarvoor helpt het om één politicus aan de overkant ter verantwoording te roepen, waar mogelijk vilein. Die politicus zal zich vervolgens aangevallen voelen en zijn pijlen op jou richten. Daarna eis je van de gespreksleider dat je je mag verdedigen tegen de aanval. Je krijgt niet alleen meer spreektijd, maar ontneemt bovendien anderen een kans om hun punt te maken. Het verklaart waarom Loek Hermans in het debat over onderwijs specifiek verwees naar een PvdA-staatssecretaris in het vorige kabinet. Job Cohen kreeg – zoals verwacht – het woord en kaatste de bal terug naar de VVD. Vervolgens mocht Hermans zich verdedigen en viel hij Job Cohen aan.
…slecht voorbereid?
Het wekt des te meer verbazing hoe slecht de deelnemers in staat waren om in één minuut een vlammend betoog neer te zetten. Emile Roemer probeerde teveel dingen in een minuut te proppen en kwam tijd tekort (“laat ik drie voorbeelden noemen”). Loek Hermans sprak vervolgens een minuut uit die mooi diende als eerste betoog maar irrelevant was geworden na het verhaal van Roemer. Elco Brinkman was niet te volgen door een totaal gebrek aan structuur in zijn betoog. Alexander Pechtold verspilde zijn tijd door een pleidooi te houden over het belang van onderwijs waar iedereen het volstrekt en volledig mee eens was. Job Cohen had zijn pleidooi waarschijnlijk woord-voor-woord gememoriseerd. Hij raakte door één verspreking de draad kwijt en voltooide zijn betoog met veel haperingen. Machiel de Graaf sprak zelfverzekerd maar was weinig memorabel, omdat hij de voor hem belangrijkste thema’s in de slotseconden van zijn pleidooi afraffelde.
Gespreksleiders
Het hielp daarbij overigens niet dat presentator Bas van Werven de laatste vijf seconden van elk betoog luidkeels aftelde, terwijl de debaters – en de kijkers! – een minuut spreektijd zonder interrupties was beloofd. Dit leidde bij Roemer tot zichtbare irritatie. Gelukkig liet Van Werven dit bij het laatste één-op-ééndebat achterwege. Wél diskwalificeerde hij zich als neutraal en onafhankelijk gespreksleider door uitspraken van debaters van schertsend commentaar te voorzien (tegen Roemer: “Ah, daar was-ie, hè, de oneliner!”).
Dat de plenaire debatten van de hak op de tak sprongen, lag vooral aan de opzet van het debat. De organisatie had er voor gekozen om het debat te voeren aan de hand van drie stellingen. Deze stellingen waren echter dusdanig breed geformuleerd (“Het kabinet heeft een sociaal gezicht”) dat de deelnemers alle vrijheid kregen om hun stokpaardjes naar voren te schuiven. Een eenvoudig basisprincipe van het debat werd geschonden door bij de tweede en derde stelling eerst de tegenstander aan het woord te laten. Zéker bij zulke brede stellingen was het cruciaal geweest om eerst de voorstander aan het woord te laten. Nu bleef onduidelijk waar de voorstanders vóór waren, en waar de tegenstanders tegen pleitten.
Introductierondje
Ook zou het verstandig zijn om een streep te zetten door het verplichte introductierondje dat vooral bedoeld lijkt als een platform waar presentatoren hun zogenaamde spitsvondigheden kunnen etaleren. Hermans kreeg een lastige vraag (“Voor welk vak moet Rutte bijles krijgen?”). Brinkman kreeg daarbij een lastige vraag over zijn negen nevenfuncties, terwijl ook Hermans terloops werd weggezet als iemand met 26 nevenfuncties. Roemer daarentegen kreeg slechts een eenvoudige vraag over de oneliners die hij had meegenomen. Waarom krijgen sommige politici een eenvoudige vraag, en anderen een lastige? Daarnaast, wanneer je alle politieke kopstukken bij elkaar hebt gebracht, wil je ze vooral op elkaar laten reageren – op de door journalisten bedachte vragen reageren ze al het hele jaar door.
Was er dan niets positiefs te melden? Gelukkig toch wel iets. In tegenstelling tot voorgaande edities van het debat werd er aan het einde van het debat geen winnaar uitgeroepen op basis van het EénVandaag opiniepanel. Het maakte de eerste én de laatste seconden van het debat hoopgevend. Maar met de rest van het debat schoot de kiezer weinig op.
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op de website van Debatrix.
Goede ideeën maar de huidige politieke partijen begrijpt niet zo goed waar het echt omgaat.
Daarom stem ik Lijst 238 – Partij van de One-Liners.
Deze partij komt op voor de politici zelf. Een van de speerpunten is dat er meer geld moet naar de politici zodat ze zich beter verbaal kunnen uiten.
Ze hebben ter promotie een soundboard voor de iphone gelanceerd met memorable uitspraken van Haagse politici.
http://itunes.apple.com/us/app/tweede-kamer/id421452707?mt=8&ls=1
met vriendelijke groet,
Thijs vd Veen
lijsttrekker van lijst 238
PS: Check de youtube filmpje hoe het eruit ziet.
http://www.youtube.com/watch?v=Rp8DXAHZ8ys